Home Columns Zeeheldenbuurt

Zeeheldenbuurt

Ton Wagenaars

Je hebt helden op sokkels en helden op sokken. Mijn helden op sokkels waren en zijn de roemruchte admiraals uit onze Gouden Eeuw. Maar ook grote uitvinders, schrijvers, kunstenaars en staatslieden uit die periode zoals Johan van Oldenbarnevelt, Hugo de Groot ( van die kist) Johan de Witt, Rembrandt, Frans Hals, Vondel en Leeghwater worden door mij geadoreerd. Op school werd verteld waarin zij uitmuntten en met wat geluk stond er ook nog een plaatje van hen in het boek: trotse langharige mannen, stuurs kijkend en vaak met een attribuut in hun handen waaraan je de kennis of heldendaden kon afleiden. Ik was tien jaar toen ons gezin met het eerste autootje – een heuse Volkswagen kever-  in Vlissingen belandde. Met mijn vader mocht ik op de foto met het majestueuze standbeeld van Michiel Adriaans zoon de Ruyter en daarmee was het gezongen lied op de terugweg naar huis gegarandeerd: “In een blauw geruite kiel, draaide hij aan het grote wiel…” Op school vertelde ik trots over mijn ontmoeting met de Bestevaer die ons land in woelige tijden toch maar fier had verdedigd. De leraar kende er nog wel een paar zoals Maarten Tromp, Witte de With en Piet Hein. Die laatste flikte de Spanjolen een truc door een stapel zilverlingen op slinkse wijze te gappen waardoor wij in de Lage Landen weer een tijdje vooruit konden. Ook van hem werd luidkeels een lied gezongen: ”Piet Hein, zijn naam is klein …”. Wat was ik trots toen ik als filatelist al op twaalfjarige leeftijd in mijn postzegelalbum alle tien de zegels had van onze vaderlandse zeehelden, Maarten Tromp zelfs ongestempeld.

Bij een schriftelijke overhoring of proefwerk over die tijd had je als Vughts kind een forse voorsprong op leerlingen uit andere gemeentes want wij in Vught hadden onze zeeheldenbuurten, een grote en een kleine. In gedachten even de adressen van vriendjes nalopen en je kende ze allemaal. Verderop in de geschiedenis kwamen daar nog een paar zeehelden bij die tot de verbeelding spraken en waar een straat in Vught naar was vernoemd: Jan van Speijck, Karel Doorman, Johan Evertsen en Jan van Galen. Zelf werd ik geboren in de Karel Doormanstraat. We woonden op een bovenetage, want huizen waren zeldzaam zo vlak na de Tweede Wereldoorlog.   

Enkele maanden geleden werd een ganse zeeheldenbuurt afgebroken om plaats te gaan maken voor nieuwe huizenbouw, voldoende aan allerlei noviteiten  en milieuvoorschriften. Met weemoed heb ik staan te kijken hoe grote machines met hun groteske grijpers en schuivers in enkele weken een hectare of zes plat veegden. Ik zag mensen die met tranen in hun ogen hun straat zagen verdwijnen en hun huis zagen optillen. ”In Vught is geen plaats meer, meneer voor een lekkere volksbuurt,,” werd me verteld. Want dat was het: een echte volksbuurt met heerlijk eenvoudige mensen die elkaar kenden en trots waren op hun wijk. Voor sommige mensen was het een achterbuurtje, maar dat was meer een erenaam want daardoor werd de populatie alleen maar hechter.  Daar woonden de jongens van- als ik het zeggen mag-  Jan de Witt.

Nu kijk ik wekelijks even naar de vorderingen van de bouw van de tientallen nieuwe woningen die in recordtijd worden gerealiseerd op de plaats van voormalige Zeeheldenbuurt. Alsof het LEGO is.  Ik vraag me af of de nieuwe straten nog dezelfde namen krijgen nu wereldwijd wordt gediscussieerd over slavernij en discriminatie. Voor mij mag het. Voor veel leeftijdgenoten blijven het illustere zeevaarders wier praalgraven nog op diverse plaatsen in het land te bewonderen zijn.  En voor de jeugd kan het geen kwaad om iets te weten over hun vaderlandse geschiedenis.

Tegenwoordig krijgen straten namen van vogels, bomen, bloemen, leden van het Koninklijk Huis of burgemeesters. Daar kan je je geen buil aan vallen, hoewel ik wel eens mijn gedachten heb bij bijvoorbeeld de prins Bernhardlaan, Soms droom ik er wel eens van dat mijn naam…… Al was het maar op een putdeksel, een fietsenstalling of aan een doodlopend bospad. Als het maar niet bij die vroegmiddeleeuwse ovonde is.