Home Columns Vogeltjes kijken

Vogeltjes kijken

Sander Wieringa

‘Is dit het Drongelens Kanaal, opa?’

‘Ja meid; we fietsen nou langs het Drongelens Kanaal.’

‘Wat is dat gebrom, opa?’

‘Dat zijn die windmolens daar.’

‘Lijkt wel een vliegtuig.’

‘Ja. Maar daar is nou iedereen wel aan gewend, meid.’

‘Kijk opa, daar ligt een dooie vogel.’

‘Hé, een zwaantje. Ik dacht eigenlijk dat die hier al verdwenen waren.’

‘Verdwenen?’

‘Ja, toen die molens er stonden vonden ze heel veel dooie vogels. En vleermuizen.’

‘Kwam dat door die windmolens?’

‘Dat werd gezegd.’

‘Heel veel dooie vogels, opa?’

‘Hier was destijds een weidevogelgebied. Daar zaten heel veel vogels. Elke dag waren er hier toen mensen met verrekijkers. Vogelaars.’

‘En nou niet meer?’

‘Tja, weg vogels, foetsie. Of dood neergevallen.’

‘Vind je dat niet erg?’

‘Ach. Veel mensen haalden hun schouders op toen al die dooie vogels in de krant kwamen. En dat waren ook mijn kiezers.’

‘Want jij zat toen in de gemeenteraad, opa?’

‘Jaja. En wij waren vóór die windmolens. Er was wel veel protest van Cromvoirt en de Distelberg. Vught boeide het niet zo.’

‘Maar voor die vogels was het hun leefgebied, toch? Opa?’

‘Ja. Maar politici doen nu eenmaal wat mensen willen, niet wat beestjes willen.’

‘Maar de mensen wilden het dus ook niet. In Cromvoirt dan.’

‘In de politiek hadden we nou eenmaal besloten om vóór die windmolens te stemmen.’

‘En tegen de vogels.’

‘Nou, zo zag ik dat niet.’

‘Opa?’

‘Waarom staan vijf van de zes windmolens stil?’

‘Het schijnt dat ze niet concurrerend zijn. Er komt genoeg stroom van de Noordzee en die is goedkoper, zeggen ze.’

‘Dus die windmolens en die dooie vogels; dat had niet gehoeven?’

‘Tja, toen vonden we van wel. We moesten toch wát, als Vught.’

‘Toch jammer van al die dooie vogels, opa.’

‘Weet je wat? Dan gaan we morgen vogeltjes kijken bij Avifauna, meid.’