Home Columns Tuinvogeltelling

Tuinvogeltelling

Ton Wagenaars

Mijn vrouw is zwaar in mij teleurgesteld. Sterker nog; ze vindt me een vergevorderde loser. “Hoe is het mogelijk, dat je al jarenlang anekdotes, novellen en columns schrijft en nog steeds geen doodsbedreigingen hebt gekregen?” Ik moet me diep schamen!

Ik snap het wel. Al enkele jaren realiseer ik me dat ik in rap tempo aan het afglijden ben naar het onvermijdelijke einde en dat weerbaarheid, spitsvondigheid en assertiviteit bijna in griezelige regelmaat afnemen. Waar zijn ze gebleven, de rebelsheid, het provocerende en het recalcitrante van weleer? Het durven attaqueren en bekritiseren van mensen en het ventileren van je mening alsof die de enige ware was? Waarom schrijf ik niet meer vol van walging over het niveau van de Nederlandse TV of over dat ziekelijke zooitje eigenheimers dat dagelijks in praatprogramma’s zijn mening mag uiten over het scala van problemen in mijn land?

Waarom schrijf ik niet over de wantoestanden die voortkomen uit de corona-ellende? Waarom nagel ik die clans van specialisten, wetenschappelijke medewerkers, hoogleraren en specialisten niet aan het kruis nu ze al een jaar lang dagelijks op TV hun vermoedens en voorspellingen kenbaar maken over besmettingen en virussen maar die uiteindelijk niets toevoegen. Waarom niet eens heerlijk sarcastisch uitpakken over de dagelijkse verfoeide optredens van ‘zieners’ als Peter R. de Vries, Splinter Chabot of Paul de Leeuw bij allerlei praatprogramma’s?  Of waarom niet eens lekker een paar alinea’s heerlijk galballen over de dorpspolitiek? Ben ik de enige die niet zijn heilige verontwaardiging wil uiten over de prehistorische gedragingen van een aantal hersenloze weekdieren die in steden de democratie uithollen met stenen gooien, wagens omkeren of middenstanders ten gronde richten? Moet ik een column wijden aan levensgevaarlijke verkeerstoestanden in de Theresialaan, Helvoirtseweg of op het Moleneindplein terwijl iedereen dit toch al jaren weet? Beste “luisteraars”, het zal mij inmiddels volledig aan mijn “anus oxideren”,  ik kan er voortaan alleen maar sceptisch over glimlachen of verstoord over zwijgen. Scheldkanonnades en doodsbedreigingen blijven derhalve uit. Dan geef ik tegenwoordig de voorkeur aan een simpel verhaaltje of aansprekende mededeling over iets kleins, iets boeiends of iets dat de medemens opvrolijkt of tot nadenken aanzet.

Vogeltelling

Zo was er deze week weer de jaarlijkse tuinvogeltelling. Ik doe al jarenlang mee en hoewel ik uiterst sceptisch ben over de telresultaten huldig ik dit initiatief. Verbaas me ook ieder jaar weer dat die huismus nog steeds het meest geteld wordt. Ik zie ze nog zelden terwijl ik me nog goed herinner dat in vroeger jaren dit tsjilpende vogeltje massaal in tuinen en parken voorkwam. Dat kool- en pimpelmees ook in de top drie staan verbaast me niet. Samen met de kauw en de ekster zijn ze in mijn tuin ook ruim vertegenwoordigd. Met als vaste eenlingen als de roodborst en de winterkoning biedt mijn tuin jaarlijks huisvesting aan mijn gevederde vriendjes. Vreemd was het wel om al die vogels, inclusief de kraai en de boomklever te moeten afvinken! Vroeger nooit begrepen waarom ornithologisch geïnteresseerden zo lyrisch konden verhalen over het spotten van een klucht staartmezen, een kruisbek of een buizerd. Nu vlieg ikzelf bijna in de gordijnen als ik een sperwer ontwaar of ’s nachts het geluid van de mystieke bosuil hoor. U bent toch ook verrukt als er eensklaps een specht landt op uw voedertafel waar hij na enkele ogenblikken weer lachend vertrekt. Inderdaad; spechten lachen. Wat er te lachen valt, begin ik steeds meer te begrijpen. Wie lacht zich niet de stuipen als je vanuit een boomtop naar beneden kijkt en daar al die kibbelende kraaien ziet. Daar hebben we een nieuwe  soortnaam voor: oproerkraaien.