Home Columns Schoonveld

Schoonveld

Ton Wagenaars

De “beeldenstorm” in de voormalige H. Hartparochie is voltooid. De afbraak van alle gebouwen relaterend aan het voormalige Rijke Roomse Leven zijn afgebroken. Alle vroegere  gezichtsbepalende huizen, scholen en ontmoetingscentra uit de Vughtse “wijk” over ’t spoor zijn weggevaagd. En dat zonder enig gevoel van historisch besef.

Ik vermijd de komende maanden derhalve de hoek van de Van de Pollstraat en Theresialaan in Vught. Deels omdat ik daar al decennialang de prachtige Aloysiusschool met zijn dominerende fietsenafdak mis, maar nu dus al helemaal, nu de veelvraten van draglines en kranen hun klauwende grijpers hebben gezet in gebouw Schoonveld, eens het epicentrum van de Vughtse Jeugdcentrale en het warme nest van onder anderen de Instuif en het JJ carnaval. Met het platwalsen van dit eens zo dominante dorpshuis is alle historie uit het westelijke deel van Vught, het zogenaamde ’over ’t Spoor”-deel weggevaagd. De hedendaagse jeugd zal er niet mee zitten. Er zijn wat verderop, richting Moleneind, immers verschillende supermarkten en enkele frietzaken. Voor de ouderen en de spaarzame jeugd die wel wat historisch besef heeft, resteert slechts de herinnering aan een buurt die na de ingebruikname van het spoor rond 1867 ontstaan was en direct de naam kreeg van ‘over ’t spoor’. Het was eigenlijk een wat ondergeschikte buurt. Een wijk buiten het epicentrum dat al vele eeuwen eerder bestond en in de volksmond gewoon ‘het dorp” heette. De wijk groeide snel met o.a. de wijk met burgemeesternamen als Marggraffstraat, Van de Pollstraat en Van Voorst tot Voorststraat. Goede, degelijke en grote huizen maar nauwelijks te verkopen ondanks de oplevering met kant en klare tuinen. De vraagprijs was weliswaar fors – bijna zevenduizend gulden! – maar het bleven huizen in ‘over ‘t spoor’. De wijk werd echter snel zelfvoorzienend met verschillende scholen, een al bestaande RK Kerk, een wijk met de klinkende naam- de 48 woningen- en weer later de huizen aan de Schoonveld en Molhuysensingel. De Theresialaan kende tientallen winkels en er was een postkantoor. Het bijna empirisch mooie en grote Regina Coeli met haar tientallen zusters herbergde in topjaren vele honderden jongedames en in het Canisiushuis tegenover de Sint-Aloysiusschool waren de Broeders van O.L. Vrouw van Lourdes ondergebracht. De wijk kreeg zijn eigen verenigingsleven. Het werd de basis van de R.K. Vughtse Jeugdcentrale, een vereniging van jeugdgroepen die welhaast alle sporten of andere takken van vermaak voor de jeugd herbergde. Tafeltennis en voetbal van JCV, volleybal met VJC, een heuse drumband en zelfs grote afdelingen handenarbeid, ballet, gidsen, kabouters (scouting) en filatelie. Gedurende de eerste jaren was de grootste trots het Jeugdcentralekoor dat met meer dan honderd jongens zelfs radio en een paar keer de zwart-wit TV haalde. Schoonveld was dan de plaats van ‘inscheping’ en bij terugkeer uit het verre Hilversum was daar ook de aankomst van de Vughtse helden.  

Ik zal het kort maken; zo hoort een column immers te zijn en mensen kunnen niet zo lang meer lezen… Al die eens zo bepalende gebouwen in de wijk Schoonveld zijn nu afgebroken. Zonde? Neen doodzonde! Foutje? Neen schandalig en onomkeerbaar. Ze zijn afgebroken, vernield als u wil. Het Regina Coeli, het Canisiushuis, de Aloysiusschool, de Theresia Kleuterschool, het gymzaaltje aan de Van de Pollstraat, de kleine, zo illustratief minieme arbeiderswoninkjes aan het parkje aan de Van Voorst tot Voorststraat en nu dus huize Schoonveld. De regenten, wijsgeren en profeten uit ons dorp beslisten eerder dat deze “vergane glorie” plaats moest maken voor een nieuwe tijd. Zo geschiedde, maar ik heb er heel veel moeite mee. Nog vaak zal eens gememoreerd worden aan die ouderwetse, maar bovenal vertrouwde, veilige en architectonisch heel degelijke gebouwen die eens ‘over het spoor’ zo kenmerkten. Vele duizenden jongeren van weleer is een stuk jeugdsentiment ontnomen. Zo ook aan mij. Eens zong ik enkele jaren als sopraan mee in het Jeugdcentralekoor. Het lied “Immaculata” was voor mij lied over een bloemenverkoopster en op “Orgeldeuntje” deinde ik mee in mijn strak gestreken uniform. Nu zing ik nog een enkel liedje, maar ik weet dat die tekst inmiddels verjaard is:  “Jong zijn wij, en blij”,,,

Column door Ton Wagenaars