
Deze column gaat niét over Corona. Niet omdat me dat niet raakt, maar omdat ik denk dat ook ú een keertje toe bent aan iets anders. Ik wil u dan ook meenemen in een klein stukje lokale overlast. Overlast van ratten, om precies te zijn. U weet wel: van die groot uitgevallen muizen. Wat wil het geval: ik woon in een doodgewone Vughtse straat. Het feit dat zich daar toevallig óók het politiebureau bevindt, is wat mij betreft puur toeval. Het is gewoon een straat met twee kanten, met een mix van huur- en koopwoningen, parkeerplaatsen, bomen met al dan niet processierupsen erin én … ratten.
Die ratten manifesteren zich al geruime tijd, in het gemeentelijke groen aan de overkant van de straat. De eerste keer dat je er een ziet trippelen, kijk je nog een beetje vreemd op. Was dat nou … een rat? Maar wanneer je een paar dagen later een beestje van de ene plastic afvalzak naar de andere ziet schuifelen, weet je het zeker. Dus wat doe je dan, als brave en oplettende burger? Je doet een melding bij de gemeente. Dan lees je meteen wat relevante informatie op de website. Zo bestrijdt de gemeente alléén ongedierte als er risico is op een plaag. En bestrijdt de gemeente géén overlast van ongedierte bij u thuis. Enfin: na de eerste melding kwam er keurig een vervaarlijk uitziende ongediertebestrijder aan de deur. Die moest ik er fijntjes op wijzen dat de ratten niet bij mij zaten, maar in de bosjes aan de overkant van de straat. De brave man babbelde nog even met iemand bij wie de ratten in zijn tuin waren gesignaleerd … en vertrok weer.
Nou ben ik geen Midas Dekkers of Freek Vonk: maar de illusie dat ratten na een goed gesprek hun biezen zouden pakken, had ik niet. Een tweede melding, óók door wat buren, volgde dan ook vrij vlot. Dit keer besloot onze ratten-Rambo om als oplossing wat tunnels bij de nabijgelegen sloot op te blazen. En ratsikidee: weg was ie weer. De ratten echter niét. Na een derde melding, waarin fijntjes werd aangesneden dat het gevaar bestond dat omwonenden het recht in eigen hand zouden kunnen gaan nemen, kwamen ze nu met twee man sterk terug. En zowaar: de ratten werden nu bestreden op de plek waar ze ook werden gesignaleerd: in de struiken aan de overkant dus. Daar werden meerdere kastjes met gif geplaatst, goed gecamoufleerd tussen het groen. En eerlijk is eerlijk: dat leek te helpen. Na een paar dagen lag er namelijk een heftig verwarde rat, stuiptrekkend op de stoep aan onze kant van de straat. Gedesoriënteerd, maar nog niet dood. Dat was ie pas de volgende dag. Een week later liet een volgend exemplaar, eveneens danig in de war, zich midden op de weg platrijden. Tot een soort ratatouille-carpaccio. Gelukkig heeft een daadkrachtige buurvrouw beide exemplaren verwijderd en in haar kliko gedeponeerd.
Of het dat was? Wie het weet mag het zeggen. Ik ga in elk geval niet in die struiken lopen peuren, om te zien of daar een ratten-slagveld is aangericht. Ergens geloof ik nooit dat het ‘maar’ twee ratten waren. Want ratten kijken geen Netflix (Ratflix?) maar duiken het nest in en vermenigvuldigen zich. Maar ik blijf óók niet bellen. Ik wil namelijk niet het risico lopen dat ik in de buurt als verklikker bekend kom te staan. Hoe noemen ze zo iemand ook alweer in criminele milieus? O ja: … een rat!