Sander Wieringa
Wat doet het schilderij ‘Plundering van een dorp’ in het Raadhuis? Want daar hangt het. In de grote vergaderzaal op de eerste etage van het oude Vughtse raadhuis, als een van de twee grote donkere schilderijen van de 17e-eeuwse meester J.C. Droochsloot.
Een van die schilderijen – van rond 1625 – laat de plundering van een dorp zien. Mannen met geweren sjouwen over een zanderig pleintje met zakken servies en huisraad. Eentje heeft een varken te pakken. Karrevrachten met goederen worden afgevoerd. Dorpsvrouwtjes smeken op hun knieën om genade. Lijken worden van hun kleren ontdaan. Ruiters inspecteren wat er allemaal is buitgemaakt. Geen fraai gezicht.
Toen Droochsloot dit schilderde was de tachtigjarige oorlog in volle gang. De schilder woonde en werkte in Utrecht, waar het rustig was. Maar in Brabant niet. Dit was permanent oorlogsgebied, waar de Spaansen en de Hollanders elkaar afwisselden. Ook Vught had het zwaar te verduren van de ene na de andere overval.
Beide legers bestonden voornamelijk uit huurlingen. Bijeengeraapt geteisem dat carte blanche had om de karige soldij aan te vullen met wat ze maar konden roven. Als een boer over de kling gejaagd moest worden om zijn broek af te pakken dan gebeurde dat gewoon. Zoals we zien.
Het schilderij zegt niet welk dorp hier nou geplunderd wordt. Droochsloot schilderde nogal stadse huizen zoals hij die in Utrecht zag. En niet de griebussen die hier destijds in de dorpen stonden. Maar die plundering zou zomaar ook in Vught gebeurd kunnen zijn.
De plunderaars op het schilderij waren zo te zien de Hollanders. In de tachtigjarige oorlog hadden de meeste soldaten geen uniformen, ze liepen in hun gewone vodden rond. Soms hadden ze een oranje sjerp om, als ze vochten voor Holland. Die zien we ook enkele op dit schilderij.
Dus: ons gemeentebestuur vergadert over het wel en wee van u en mij onder een groot schilderij, waarop in geuren en kleuren is te zien hoe dorpelingen worden geplunderd en afgeslacht door de Hollanders. Ik trek geen conclusies. Ik geloof niet dat het tafereel bij onze bestuurders haat zaait tegen Hollandse heersers. Ook niet dat het ze op ideeën brengt hoe ze zelf de Vughtenaren het vel over de oren kunnen halen.
Maar wat ik wel hoop is dat ze er af en toe naar kijken en beseffen dat de dorpelingen waar zij over gaan in de loop der eeuwen niet veel goeds van hun machthebbers verwachtten. Maar ook dat die zich nu niet meer zo makkelijk zouden laten plunderen. In die zin is het een stichtelijk schilderij wat daar hangt.