“Wat is een os, mama?” Weggedoken in haar wollen winterjasje wijst de prille jongeling naar de os in het kerststalletje. “Dat is een soort koe,” weet moeder met veel overtuiging te melden. “En in het kribbetje ligt kindje Jezus en die heeft het een beetje koud in het stalletje. Gelukkig zijn er ook wat geitjes. Met hun wol en warme adem houden ze het Kindje lekker warm.” “Ze lijken op schaapjes…,” zegt de kleine meid.
Essentieel onderdeel van het kerstfeest is de kerststal. Ze staan in de donkerste dagen van het jaar op alle strategische punten in het dorp waaronder aula’s, in verzorghuizen, openbare gebouwen en in een zijbeuk van de kerk. Ze visualiseren het aloude kerstverhaal. Ik ga er altijd even kijken en luister dan naar de verhalen die kinderen daarbij vertellen. En nog leuker: ik luister wat ouders hun kinderen vertellen. Duidelijk is, dat het aloude kerstverhaal aan veranderingen onderhevig is. Men kan ook stellen dat de geboorte van Jezus Christus al langere tijd geen vast onderdeel meer is in de opvoeding van onze eens zo Roomse kinderschare. Want waar stond het kerststalletje nu precies? Je ziet de ouders worstelen met die vraag. “In het Heilige Land,” is een legitiem probeersel maar wordt door de jeugd niet begrepen, want welk land is tegenwoordig nog heilig? Neen, de plaats wil men exact weten. Waar stond die wieg, of beter gezegd die kribbe? Geen Jeruzalem en dus maar kiezen tussen Nazareth en Betlehem. Vader weet het zeker en zet in op Bartlehiem…
Wat het jeugdige gezin daar in die koude heuvels van Galilea deed, men heeft geen idee. Volkstelling in opdracht van de Romeinse keizer Augustus? Terug naar je geboorteplaats? Ook als je in verwachting was? Sterker nog Maria was onbevlekt ontvangen. Zelfs wij wisten in de jaren vijftig niet wat dat inhield.. Zoals altijd werd er wel over gezongen zoals in de aloude bestseller” Maria die zoude naar Bethlehem gaan. Boordevolle klassen zongen uit volle borst de onbegrijpelijkste zinnen zoals: “Kerstavond voor de noene”. En het was er zo koud: “de rijm lag op de daken”. Maar we kenden het kerstverhaal wel, met op het laatst ook nog eens die griezel van Herodes die jacht maakte op het kerstkind.
Gipsen beeldjes van de zolder
Bij ons kwam rond 15 december de doos met beeldjes altijd van de zolder. Keurig ingepakt in krantenpapier werden hierna de gipsen beeldjes uitgepakt. Aan de vorm van de prop kon je al weten wie erin zat. In het kleinste propje zat het kribje met baby. Het grootste beeld was de kameel, maar die kreeg pas rond vijf januari een plekje samen met de drie sterrenwichelaars die wij aanduiden als de Driekoningen. Hun namen waren bekend: Balthasar, Melchior en Caspar. Ze kwamen uit het oosten en volgden een ster die boven het stalletje bleef “stille staan”. Balthasar was een “roetveegkoning”. Deze drie hadden voor het goddelijke koningskind cadeautjes meegebracht: goud, wierook en mirre. Niemand durfde te vragen wat dat laatste nu wel was …Het hele kleurrijke gezelschap werd na het uitpakken keurig gerangschikt en in een door vader getimmerde kerststal gezet met echt mos als bodembedekking. Bovenin de kerststal, in de nok van het lekkende dak, zat een haakje, daaraan werd de aartsengel opgehangen, Het was het enige beeldje met een schroef in zijn rug. Gabriel had een grote papierrol opengevouwen met daarop de jubelkreet: ”Gloria in Excelsis Deo.”
Op kleuterscholen werd vroeger het kerstverhaal helemaal nagespeeld met de juffrouw ( Corry) als vertelster. Als vijfjarige was ik eens Jozef die liefdevol zijn vrouw begeleidde naar Bethlehem. Later mocht ik als volwassen ouder nog eens meespelen in een mindere rol. Ik was de kameel met een imposant gordijn over mijn rug met daarop drie deinende koninklijke peuters.
Kerstdiner en kerstpakket
Terugblikken is de beste manier om vooruit te kijken, las ik eens. Deze bij uitstek historische gebeurtenissen tijdens de kerst vormden voor mij jarenlang een aanknooppunt voor dat feest dat licht moest brengen in de donkerste en kortste dagen van het jaar.
Hoe anders is dat nu. De aandacht gaat voor velen voornamelijk uit naar het kerstdiner met een overdaad aan voedsel aan geprijsd in wanstaltige hoeveelheden en via de meest infantiele reclameboodschappen. Het zijn allemaal unieke aanbiedingen en ze verhogen de sfeer tot een climax. Diverse kookprogramma’s geven al weken van tevoren aan hoe je al dat lekkers eventueel zelf kan bakken en uiteraard zijn er ook weer veel nuttige cadeaus en verrassingen. Het kerstpakket met daarin de meest nutteloze producten komt daar als bonus nog eens bovenop.
Was het maar alvast 6 januari: Driekoningen! Ik hoop dat ze dit jaar bij mij aanbellen: “Drie koningen, drie koningen, geef mij een nieuwe hoed, hoed, hoed,( Drie keer “hoed”)