Mari
Toen ik wakker werd, hoorde ik het al: regen. Niks nieuws onder de zon, dacht ik, het regent de laatste tijd immers elke dag. Bij mijn eerste koffie zette ik de radio aan. Everywhere you go, you always take the weather with you van Crowded House ruist door de kamer. Een druilerig nummer. Heel toepasselijk dus.
Ik heb iets met het weer. Behalve dat het een onontkoombaar verschijnsel is, hou ik er echt van. Dat dank ik aan mijn vader. Hij wees mij van jongs af aan op verschillende soorten wolken, sleepte mij ’s avonds laat mijn bed uit om naar onweer te kijken, deed mij een boekje cadeau met de toen voor mij onbegrijpelijke titel ‘Meteorologie’.
Als ik mij beklaagde over het feit dat ik weer eens drijfnat op school was gearriveerd, zei hij: ‘Kom op zeg, je bent niet van suiker.’ Spartaanse opvoeding? Zeker, maar ik heb er wel een liefde voor het weer aan overgehouden. Mijn kinderen kunnen daar over meepraten. Zij herinneren zich nog goed een riskante afdaling onder denderend onweer in de Franse bergen. Ik had hen -liggend op hun rug op de top van de berg- net iets te lang laten kijken naar hoe zich boven onze hoofden twee onweerskernen ontwikkelden.
Ik heb best medelijden met de drijfnatte postbode die kleddernatte post door mijn brievenbus duwt. Ik vind het ook sneu voor de Sint en zijn gevolg dat zij in wind en regen op pad moeten. En ik vind het ook jammer als het niet sneeuwt met Kerst, al weet ik dat we meestal pas in februari sneeuw krijgen.
Maar als het niet regent, als het niet waait, als de zon zich niet laat zien, als het grijs en stil is buiten, als er buiten de deur qua weer geen donder gebeurt, denk ik: het is geen weer.