Het zal wel aan mij liggen en aan mijn inmiddels respectabele leeftijd, maar wat gaat het hard. Goeie genade, ik been het ternauwernood bij.
Neem nou mijn kleinzoon. Hij is binnenkort jarig. Dan wordt hij alweer acht. Vorige week klom hij op mijn schoot. Dat doet hij eigenlijk nog maar zelden. Met zijn liefste stemmetje: “Oma, jij weet toch wel dat ik bijna jarig ben?” Dat weet oma en ik informeerde naar zijn verlanglijst. Met zijn een na liefste stemmetje: ”Geef je telefoon maar even.” In mum van tijd zat hij op een lego-site, wees de gewenste doos aan en informeerde of ik die kon betalen. Ik antwoordde bevestigend. Toen klonk het zakelijk: ”Ik bestel hem alvast.” Vlugge vingertjes over het scherm. Ik hoefde alleen nog maar te betalen. “Zo, dan heb je die op tijd,” en weg was ‘ie de tuin in. Ik bleef ademloos achter en dacht: het gaat hard.
Ik begin in de ochtend rond 7 uur aan de krant. Koffietje er bij. Krant gelezen, kruiswoordpuzzel opgelost als remedie tegen eventuele dementie en ineens is het half tien. Het gaat hard.
Het gaat hard in de wereld. Het gaat er hard aan toe. In de Tweede Kamer wil de een de ander op zijn bek slaan, er wordt met het grootste gemak een oor afgesneden, er wordt geschoten op mensen die honger hebben en die bepaald niet voor de fun van rommellappen een tent hebben opgezet. Het gaat er hard aan toe. Onmenselijk hard. Alsof het hart bij sommigen niet precies op dezelfde plek zit als bij iedereen. Zwart hart.
Maar vooruit, het is alweer half tien, mijn perenboom bloeit hagelwit, de paasdagen waren gezellig met veel witte paaseitjes, we zijn de zomertijd ingegleden. Binnenkort eten wij ook weer buiten, zonder ons te moeten afvragen of onze rommellappentent wel blijft staan. ‘Mijn hart is groot genoeg, kom er maar bij’, zingt mijn favoriete cabaretduo. Zo zou het moeten zijn. Dan zou het hartverwarmend hard gaan.