“Godverdomme, ga eens aan de kant, oude gek. Denkte gij dat het fietspad voor jou allenig is? “ Heerlijk, het is weer zomer en met een vrolijk zonnetje en wind in de rug dus een uitgelezen gelegenheid om op de fiets te klauteren in de groene omgeving van mijn woonplaats en daar mensen te ontmoeten. Zoals minstens enkele keren per week zoals boven omschreven als je stuit op een typisch erudiete en welopgevoede Vughtse inhaler met al die herkenbare kenmerken zoals brede, gespierde armen overdadig bezet met tatoeages, mouwloos hemdje, kaal hoofd en een oorbel,
Er is echter veel veranderd. Sterker nog, er verandert nog steeds veel. Zo ook de regels bij het fietsen. Iemand die zijn hand uitsteekt als hij naar rechts of links gaat is een bezienswaardigheid en licht aan op de fiets bij duisternis ( en graag zowel achter als voor) is een uitzondering. Maximaal twee personen naast elkaar is een utopie en dat gaat steeds meer irriteren. De schooljeugd van de middelbare scholen kent de regel: niet met drieën naast elkaar. Dat doet men ook niet. Maar wel met vier of vijf pedalisten naast elkaar! En waar het hier over gaat: bellen als je iemand inhaalt is al helemaal geschiedenis. Men duikt plotsklaps op en laat je in shock achter. Van handhaving is geen sprake en als je de medemens attendeert op deze zaken kan je een klap voor je hoofd verwachten of een kanonnade aan scheldwoorden. Vaak gaan beide reacties samen. Op mijn aloude, niet elektrische en bijna antiquarische Gazelle rijd ik steeds vaker wat langzamer over het fietspad. Daarbij probeer ik alle indrukken op te nemen die aan mij voorbij trekken en daarbij kan ik een aardig bochtje maken. Maar er rijdt wat rond: van schoolkinderen tot bejaarden die mij elektrisch voorbij ijlen. Daarbij blijft men ook nog graag naast elkaar rijden. Ook de bakfiets is weer mode met echter als vracht een stuk of vier jeugdige kinderen die in de laadbak gestort zijn. Sommige zijn ook elektrisch en vaak is de laadbak overkapt. De bak kan voor of achter de fiets bevestigd zijn, het lijkt op zo’n golfkarretje maar ook een koelie kan je er voorzetten. Dan zijn er nog die ligfietsen die mij heel onhandig lijken of crossfietsen met een heel apart frame en soms uitzinnig grote banden. Het aantal racefietsen dat mij “ongebeld” voorbij snelt is ook niet meer te tellen en dan zijn er nog de fietsclubs die in wielrennerstenue en met knellende shirts over de volvette buiken en verhitte hoofden mij van het fietspad drukken. Het enige leuke van die gezelschappen zijn de namen van de clubs waaronder “fietsclub de Trappist”. Weet ik mij daartussen te handhaven en nipt aan de dood te ontsnappen zijn er in Vught nog altijd de extra handicaps zoals de dubbele fietspaden waarbij men de tegemoetkomende fietsers confronterend op enkele decimeters afstand tegemoet rijdt. Frontale botsingen zijn nauwelijks te voorkomen. Wie die dubbele fietspaden verzonnen heeft, moet alsnog gestenigd worden maar het heeft wel geleid tot de meest futuristische uitvinding in ons dorp: de krankzinnige ovonde. Ik hoorde onlangs een moeder haar kind instrueren over hoe een straat veilig kon worden overgestoken. “Eerst rechts kijken, dan naar links kijken en daarna nog een keertje naar links…” Tip: leg het niet langer zo uit: met die dubbele fietspaden word je meedogenloos alsnog op het fietspad verpletterd.
Het pleidooi dus weer niet over de politiek want ik wacht tot er zes eenmansfracties in de raad zitten. Maar dus wel over de wild-west toestanden op het fietspad en het niet bellen ( met een fietsbel!) bij het inhalen. Waar bleef de tijd dat we nog zongen: als ik twee maal met mijn fietsbel bel, nou dan weet jet wel..”
Deelt U mijn mening, stuur een mail. Of nog beter: U kan bellen.