Ton Wagenaars
Is er heden ten dage nog toekomst voor de aloude kermis? Men heeft het mij de afgelopen dagen weer meermalen gevraagd en dan ontspon er zich altoos een aardige discussie want er is veel veranderd.
Vroeger was het een heuse ingrijpende gebeurtenis in vele dorpen en dus ook in Vught: de jaarlijkse kermis. Het bracht afwisseling en sensatie in het destijds zo eentonige bestaan. Er was slechts radio en in sommige gezinnen had de TV haar intrede gedaan maar in zwart-wit wat dus ook geen kleur opleverde. De kermis was een massale gebeurtenis met talloze evenementen die plaats vonden in kleurrijke tenten met kleurrijke lampjes en voor die tijd harde muziek. Veelal dansmuziek die gedraaid werd met een soort orgel in een zaal met houten planken op de vloer. Daar kwamen geen kinderen maar wel volwassenen die kuis dansten op de horlepiep of polka. Wij kinderen struinden de weilanden af naar de attracties. Vooral de opbouw maakte diepe indruk. De bouwers waren vreemde mannen die in woonwagens woonden. Die wagens werden bij elkaar gezet. Voor ons waren het dus zigeuners, maar in de dorpsmond was het kermisvolk. Gaandeweg werd de kermis opgezet en verrezen er de attracties, allemaal even spannend en soms griezelig. Zo was er de spooktent waarin ik voor geen geld durfde. De meest bloedstollende kreten stegen eruit op en eenmaal terug van een bezoek hadden de durfals toch vaak een sneeuwwit snuitje of angstig grote ogen. We hadden nog stuivers, dubbeltjes en guldens. Heel af en toe had je een rijksdaalder in je (korte) broek maar deze was zo groot als een putdeksel en dus een waar kapitaal dat je niet graag uitgaf of wisselde.
Er waren enkele gokspelletjes en een groot rad van avontuur waarvoor je lotjes kon kopen en die dan door een vooraanstaand Vughts burger werden “gedraaid”. Nooit iets gewonnen. Dan was er het altijd spannende touwtje trekken. Tussen de grote glimlachende beren en prachtig geverfde vliegtuigjes kwam er bij mij altijd een klein fluitje of fietsbel tevoorschijn. De geur op de kermis was geweldig; een mengeling van oliebollen, appelflappen, frites en flensjes. Dat alles werd gecompleteerd door de muziek die bij iedere attractie werd gedraaid. Mijn allereerste kennismaking met deze bruisende wereld was op het moment dat ik “grotemensentanden” had gekregen en dat ik mijn eerste lange broek aan mocht. Ik was een angstig ventje dat heel veel las maar zelf geen indiaan was. Doodsbang was ik bij de botsauto’s waar ik alleen maar naar durfde te kijken. Alleen al bij het geluid van de denderende motoren bij de steile wand kreeg ik rillingen en in de zweefmolen, zou men mij ook niet aantreffen laat staan in het torenhoge reuzenrad van waaruit je je hele dorp bijna kon overzien. De meest aansprekende en beangstigende attractie was zonder twijfel de bokstent waar het publiek uitgedaagd werd om te komen worstelen of boksen tegen imponerende en kwaadaardig ogende spierbundels. Daar kon je geld mee verdienen. Diep respect had ik voor de mannen die de uitdaging aangingen. Ik hield het liever bij een suikerspin. Mijn ouders kochten altijd een bosje paling gewikkeld in een oude krant. Ook een buil oliebollen behoorde tot het vaste protocol.
Veel attracties zijn verdwenen: de lachspiegels, het glazen labyrint, de dame met de baard en de Vughte Kop van Jut. Gebleven en nog steeds aantrekkelijk zijn de innemend koddige draaimolen en uiteraard de rups voor een eerste gewaagde kus aan de bijrijder als het zeiltje over je karretje viel. Altijd goed voor een ijsje.
Mooiste ervaring gehad bij de mysterieuze tent van de waarzegster. Een in prachtig gewaad gestoken dame die in haar glazen bol je toekomst kon voorspellen. Je geloofde het niet, maar je deed een gokje in de met rook gevulde ruimte. Mij werd eens voorspeld dat ik voor het middernachtelijk uur verliefd zou worden op een prachtige vrouw, de mooiste. De hele avond ben ik toen in de buurt gebleven bij de kleurrijke voorspelster. Maar toen het vijf voor twaalf was en er nog helemaal niets was voorgevallen ging ik verhaal halen bij haar. Zij was zich juist aan het afschminken en keek mij glimlachend aan. Toen pas zag ik hoe mooi zij was met haar glinsterende ogen en uitdagende blik.
Dit jaar ga ik weer. Een dagje maar, misschien staat ze er weer of kom ik thuis van een koude kermis?