Er zijn twee redenen om in het onderwijs te gaan: juli en augustus. Een gevleugelde wijsheid die jarenlang door mij werd gebezigd en die kon rekenen op grote bijval onder de cohorten onderwijsgevenden die na ieder schooljaar volkomen plat geluld de hangmat van een vakantiebestemming inrolden.
En nu is het juli. De vakantie staat voor de deur. ”De grote vakantie” welteverstaan. Tegenwoordig heet dat de zomervakantie maar hij duurt nog steeds zes weken “met aftrek van voorarrest” want voor mensen uit het onderwijs (die hebben altijd vakantie) gaan daar minimaal twee weken vanaf. De eerste week om zaken af te ronden en de zesde week om het nieuwe schooljaar voor te bereiden. “En om weer eens gezellig bij te kletsen met je collega’s” is nog vaak de volkomen seniele toevoeging.
Ik herinner me nog de vroegere grote vakanties, die ik als kind zo bewust beleefde. Ze duurden eindeloos en we hadden dus volop tijd om boeken te lezen ( …), naar de IJzeren Man te gaan of te fietsen naar verre bestemmingen zoals Sint-Michielsgestel, Boxtel, Vlijmen of zelfs Berkel-Enschot. Van vaccinatie hadden we niet gehoord al waren we eerder wel eens ingeënt tegen DTP, hetgeen stond voor Difterie, Tetanus en Polio. Geen enkele moeite om een vakantie voor te bereiden naar het buitenland. Zeker niet naar Duitsland want dat was bij ons in de familie streng verboden terrein gezien de ervaringen tussen -40 en -45 en daar werd streng op gehandhaafd. De enige wereldreizen die wij maakten was naar Zeeland en wel naar Renesse. We konden op een bijna wereldvreemd vroeg tijdstip meerijden in een busje van kennissen dat ons na twee weken dan weer kwam ophalen. Een eigen auto was tot 1958 niet aan de orde maar daarna waren wij de trotse bezitters van een Volkswagen kever, een auto van Duits fabricaat, dat dan weer wel. In Renesse zat in de jaren vijftig een volledige parochie uit Vught die in de meest primitieve wigwams en tipi’s leefden met een primuskookstel, altijd lekke luchtbedden, levensgevaarlijke klapstoeltjes (de naam was wel juist!) en weigerende ritssluitingen in het poreuze tentzeil.
Nu kijkt men naar advertenties over verre oorden waar men met een vliegtuig voor een ongelooflijk lage prijs naartoe kan vliegen. Vooral de mediterrane bestemmingen zijn in trek met Spanje, Italië en Griekenland als top drie. Maar ook de Azoren en Malediven kunnen geboekt worden. Altijd benieuwd of men deze eilandengroepen ergens op een wereldkaart kan aanwijzen. Ik sluit Terschelling, Cuba of Ierland niet uit. Terug naar het oude normaal heet het na de COVID-ellende. Ik ken tientallen gezinnen die er met de auto op uittrekken of met een caravan. Ik moet er niet aan denken. Altijd een heerlijke periode die zomervakantie. Half Vught is weg en op de terrasjes zitten louter toeristen. Dan waan je je toch een beetje in het buitenland door “bonjour”, “Çiao” of “Hello” te roepen.
Vakanties na groep acht, de vroegere klas zes, zijn iets aparts. De gezinnen zijn dan enigszins hersteld van hun kruistochten voor een zo hoog mogelijk schooladvies. Wij moesten dat vroeger ontberen. Je maakte een toelatingsexamen en als je aanleg had voor studeren in theoretische vakken dan volgde er een ULO- . Mulo-. Atheneum- of Gymnasiumadvies. Meisjes gingen veelal naar de Huishoudschool. Veel jongens naar de L.T.S. Jongens die naar het Gymnasium gingen wilden toen ook nog vaak broeder of priester worden en dus werd het vaak een seminarie. Er was bij de kinderen ook geen enkele afgunst als het een vakantie bestemming betrof. Je schaamde je niet als je trots zei dat je gezwommen had in de IJzeren Man met je gekregen abonnement. Meer dan negentig procent bleef thuis en een enkeling ging een dagtocht maken naar de Efteling, speel- of dierentuin. Een bofkont ging naar Katwijk. Dat zou aan de zee liggen. Dat werd dan opgezocht in de Bosatlas en verdomd het stond er zelfs bij; Katwijk aan Zee. Een drietal kinderen ging echt heel ver op vakantie. Die gingen naar Italië of nog verder: naar Griekenland. Dat moesten ze ook wel, want die gingen na de vakantie naar het Gymnasium en daar kreeg je Latijn en Grieks en dan was zo’n trip natuurlijk onontbeerlijk.
Ik mocht naar de H.B.S., ruim voldoende voor het zoontje van een politieman. Heel de vakantie was ik al bezig voor mijn eerste schooldag op die grote mysterieuze school. Mijn boeken had ik al toegezonden gekregen en met stug, bruin kaftpapier werden ze in de vakantie gekaft. Dat kon ieder kind toen nog zelf. Na de vakantie vertelden mijn ouders dan trots dat ik op de H.B.S. studeerde.
Ook toen waren er al ouders die dat niet hoog genoeg vonden. Een bijna lyrische mevrouw zei eens tegen mijn moeder dat haar dochter van veertien al in de derde klas zat van het Gymnasium. “Vorig jaar heeft ze zelfs een klas overgeslagen!” aldus de hysterica. Mijn moeder was een keer niet uit het veld geslagen. “Wij hebben drie kinderen en die hebben alle drie het hele gymnasium overgeslagen!” was het verweer.
De grote vakantie … zes weken geen school en lege klassen. En dan vroeg de leraar op de laatste schooldag wie er voor de plantjes wilde zorgen. Die mocht je dan mee naar huis nemen en het volgend schooljaar weer terug zetten. Bijna iedereen stak dan zijn vinger op.