Een column van Sander Wieringa
Er zaten dassen onder het spoor in Vught en Esch. Of – bij nader inzien – toch weer niet. De natuur en de mens zitten mekaar vaak in de weg. Dassen onder een spoor, bevers in een dijk, bomen in een berm, wolven bij een wei, salamanders op een bouwplek, uilen bij een windmolenlocatie, ga zo maar door. Nieuw is dat we het er nu over hebben; in vroeger tijden was het géén discussie. Vroeger was het namelijk altijd: weg met de natuur, wíj gaan voor. Maar dat veranderde. Al – of pas… – in 1967 kreeg Nederland een natuurbeschermingswet. Omdat men zag dat de mens op grote schaal de natuur aan het vernietigen was. En dat “op deze wijze culturele waarden van hoog gehalte verloren gingen, welker betekenis voor het welzijn van ons volk niet uit het oog mag worden verloren”, zo luidde het toen.
Later ondertekende Nederland internationale verdragen zoals de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Internationale afspraken wegen zwaarder dan nationale stemmingen. Diegenen in Nederland die de wettelijke natuurbescherming nu goeddeels weer willen afschaffen komen daar nog achter.
Dassen, bevers, otters, vossen en ook wolven staan op de lijst van wettelijk beschermde soorten. Hun populatie breidt zich uit. Het zijn zogenaamde opportunistische diersoorten die geen natuurlijke vijanden hebben. “Het gaat dus hartstikke goed met de natuur”, hoor je sommigen dan roepen. Misverstand. De totale biodiversiteit in Nederland is dramatisch gedaald, de laatste tien jaar hard.
Donderdag verscheen het Living Planet Report Nederland met opnieuw slecht nieuws: in duinen en heide daalde de populatiegrootte van diersoorten sinds 1990 gemiddeld met ruim 60 procent. In droge bossen op zandgrond – zoals onze Drunense Duinen – is de bodem door vermesting en verzuring zelfs onherstelbaar aangetast. Misschien heeft dat ermee te maken dat dassen, vossen, wolven, zwijnen en herten daarom hun kostje bij elkaar gaan scharrelen in bewoond gebied. Opportunisten als ze zijn.
Dassen redden zich zo goed dat je ze – ook van hun beschermers – best mag wegjagen naar een betere plek dan onder het spoor. Ze hadden trouwens zelf al het hazenpad gekozen. En bevers mag je uit een rivierdijk verdrijven. En mocht een roedel wolven in de buurt van een kinderboerderij nestelen dan is dat ook wel een reden voor verjagen. En waar er overbevolking van zwijnen ontstaat moet je de stand zorgvuldig beheren. Da’s wat anders dan bij elke vorm van hinder meteen alles afknallen, zoals je ook hoort brullen. Dat hebben we veel te lang gedaan.
Trouwens. Dassen mogen het spoor niet ondergraven. Maar het Spoor mag wel Vught ondergraven en tien jaar lang van het dorp een verschrikkelijke bouwput maken. Dát vinden B&W van Vught allemaal prima. Zeer opportunistische soort, die politici.