Door Ton Wagenaars
Bij mij thuis maken we ons geen zorgen over de aankomende winter. Daar hebben we ook onze redenen voor. Wij herinneren ons nog de echte winters toen het Siberisch koud was en dat we nog sliepen onder een wollen deken. Nog nooit gehoord van een dekbed waar je in enkele minuten heerlijk warm kon onderduiken. Sinterklaas sjokte met zijn schimmel nog door decimetershoge sneeuw en de centrale verwarming bestond nog niet. We hadden een monsterlijk zwarte kolenkachel die mijn vader om half zeven ’s ochtends aan maakte met wat snippers papier en enkele takjes. Daarna werd de kolenkit ( opzoeken) geleegd en langzaam begon de kachel dan te branden. Als hij flink brandde heette dat snorren. Ik had grondig de pest in, als ik het bevel kreeg om voor aanvang van de school de kolenkit te gaan vullen met de kolen uit het kolenhok dat vlak aan de keuken grensde. Nondeju wat was dat koud in de prille ochtend met de ijsbloemen op de ramen. Gelukkig brachten de door moeder gebreide wollen wanten wat verlichting voor de tere vingers.
Het waren de winters van de jaren vijftig en zestig met als dieptepunt die van 1963. Het was tevens het jaar waarin voor het eerst gas gewonnen werd uit de Groningse bodem bij Slochteren. Het duurde echter nog heel wat jaren voordat wij het hadden. Ramen waren niet geïsoleerd en slechts in de kamer waar de kachel brandde was het warm. Het was dringen rondom de haard waar de was te drogen hing aan een houten uitklapbaar rekje en waar de wanten op de kachel lagen om te drogen van de decimetershoge sneeuwlagen en ijsschotsen op de vijvers. Ook de schoenen en laarzen waren gedrapeerd rondom de enige warmtebron met daarin de lange sokken eveneens gebreid en daarna nog vele malen gestopt door moeder.
Blote voeten op het zeil
De weg naar de warme kachel vanuit de slaapkamer werd ’s morgens in recordtijd afgelegd. Niet op de eerste plaats omdat het overal in het huis bar koud was, maar ook omdat je met je blote voeten op het zeil moest lopen. Geen vaste vloerbedekking en ook geen matje of tapijtje. Omdat we schuifdeuren hadden werd slechts de helft van de woonkamer in de loop van de dag wat warmer, maar verder was het huis hartstikke koud van het toilet tot de badkamer en van de slaapkamers tot de keuken. Dat laatste, de keuken, viel soms mee omdat er gekookt werd, maar de wintertrui bleef aan. Ik ga U besparen hoe wij kinderen ons wasten, of liever gezegd, hoe we gewassen werden. In diezelfde keuken in een teil waar wat lauw water in was gekieperd en waar je met een keiharde brok groene zeep werd ingesmeerd. Ja ook je haar, want een shampoo werd bij ons niet aangetroffen. Daarna afdrogen met een harde handdoek en vliegensvlug je ondergoed aan om daarna naar de haard te spurten om de rest van de avond door te brengen.
Kruik
Een ander hulpmiddel tegen de koude was de ouderwetse rubberen kruik die je de gehele nacht koesterde maar die je ook al tegen je buik drukte tijdens het lezen van de Engelbewaarder. Het waren de jaren dat het ijs nog kruide. We zagen op het zwart-wit journaal van acht uur dat de schotsen tegen de oevers van het IJsselmeer omhoog stuwden en stiekem hoopten we dat er ijsberen of pinguïns zouden opduiken. Wat ouder geworden stapte ik ’s ochtends bijna jankend op mijn Puch om de veertien kilometer naar school af te gaan leggen. Onder mijn kleren de kranten van de gehele week en een meterslange wollen das over mijn lijf en leden gewikkeld. De enigste warmte bracht Sinterklaas als deze in de duistere weken van november en december opdook met schimmel en wat ( gitzwarte) Pieten die schuimpjes uitdeelden mits je bij de collecte een stuiver in een houten klomp had gegooid.
Kortom: het waren echte winters, guur en bij oostenwind ging je niet naar buiten. Binnen brandde de kolenkachel en onder de kleding droeg je nog vaak je pyjama.
De boodschap: zijn we allemaal niet een beetje verwend geworden? Moet de verwarming echt op 20 graden staan zodat je in je slippers en in een T-shirt op de bank kan hangen? U mag het weten: ik zou best nog een paar keer zo’n arctische winter willen meemaken met herinneringen aan het Behouden Huys op Nova Zembla. Gewoon om eens te kijken hoe inventief je wordt als het echt koud is en je daar nog nauwelijks iets aan kunt doen. Echte ontbering voor een paar weken met uitzichten op de eerste dooi en een naderende lente. Echte koude met als laatste redding de wollen borstrok die strakgetrokken over je kippenborstje de ergste koude tegenhield. Nostalgie inderdaad, maar waar ik met warme gevoelens aan terugdenk. En dat niet als ik elke dag vijf minuten onder de douche sta.