In de raadsvergadering van 13 maart stelden VVD en D66 vragen aan het college naar aanleiding van een ingezonden brief over het voorpootrecht. Dit recht stelt grondeigenaren in staat om bomen te planten en te rooien op een stuk publieke grond vóór of naast hun eigen perceel, vaak in de berm van de weg.
De briefschrijver beweert dat er na 1838 nieuwe voorpootrechten gevestigd konden worden, maar de gemeente is het hier niet mee eens. Om deze verschillende visies te verhelderen, heeft de gemeente besloten een proefproces te starten.
De laatste tijd is er onduidelijkheid ontstaan over wanneer iemand recht heeft op voorpootrecht. Sommige inwoners hebben bomen op gemeentegrond geplant en claimen dat dit mag vanwege het voorpootrecht.
Briefschrijver stelt dat het Voorpootrecht al sinds eeuwen bestaat. Het voorpootrecht zegt dat burgers bomen mogen planten op gemeentegrond. In Vught en Cromvoirt sinds 1516 tot 57 meter, in Helvoirt sinds 1491 tot 20 meter vanaf hun erfgrens, ook in wegbermen. Het verkeer mag er niet door gehinderd worden en de planter is verantwoordelijk voor de bomen. Het college zegt nu dat dit oude recht in situaties van na 1900 niet meer bestaat. Het college legt niet uit waarom het kiest voor 1900.
Burgerlijk wetboek
Briefschrijver stelt verder: In 1838 werd het Burgerlijk Wetboek (BW) ingevoerd. Daarin werd het voorpootrecht niet expliciet genoemd, maar evenmin opgeheven. De Bossche rechtbankpresident schreef in 1894: “Het doet niet ter zake, dat het Burgerlijk Wetboek het recht van voorpoting niet opnoemt onder de rechten die men op zaken kan hebben, omdat die wetsbepaling niet limitatief maar enunciatief (verduidelijkend) is op te vatten.” De Overgangswet BW van 1838 zegt dat ingezetenen van een plaats die in de middeleeuwen het voorpootrecht kregen daar onverkort aanspraak op kunnen maken. Nergens staat dat dit niet meer opgaat voor situaties die na 1838 ontstaan. Huisadvocaat Hekkelman, stelt in zijn advies dat na 1838 nieuwe voorpootrechten niet gevestigd konden worden. Maar dat is een misvatting.
Gemeenteraad
De Gemeenteraad van Vught erkende eerder het bestaan van het voorpootrecht, ook in situaties van na 1838 of 1900. Zoals in het raadsbesluit van 1971 over onder meer het villapark, dat pas in de jaren twintig van de vorige eeuw ontstond. Nog onlangs stelde de Gemeenteraad in juni 2023 de Groenvisie vast met daarin een bijlage over het voorpootrecht. Ook daarin staat geen restrictie met betrekking tot 1838 of 1900. Bij geschillen kunnen burgers daarop wijzen. De beleidslijn eist dat het perceel waarmee het voorpootrecht wordt geclaimd op 1 oktober 1838 in particulier eigendom was en dat dit perceel toen grensde aan gemeentegrond. Echter, het voorpootrecht werd niet aan grondeigenaren toegekend maar aan alle ingezetenen; de meesten zonder eigen grond. Bovendien verschenen de eerste kadastrale kaarten pas tussen 1832 en 1886. Dus wie waar voor 1838 eigendom had is vaak niet te achterhalen, zowel door de burger als door de gemeente.
Briefschrijver adviseert: Ga uit van het voorpootrecht zoals beschreven in de Groenvisie van 2023. Omarm het recht van burgers om zelf bomen te zetten op gemeentegrond bij hun percelen. Zoek samen met de burger naar oplossingen als de particuliere boom op een plek ongewenst is. Lukt dat niet vraag dan de rechter om het voorpootrecht te wijzigen of te beëindigen.
Proefproces
In de raadsvergadering van 13 maart deed wethouder Vos de toezegging een proefproces te starten. De gemeente heeft een andere visie op het voorpootrecht als het IVN/Natuur- en Milieugroep Vught. De huisadvocaat heeft zijn mening nogmaals gegeven en het meningsverschil blijft. De wethouder zei ook toe dat de proefproceskosten voor rekening van de gemeente komen. Het IVN is op de hoogte gesteld.