Tijdens de rondvraag in de commissievergadering van 15 december stelde Guus van Woesik (GB) naar aanleiding van een RIB (raadsinformatiebrief) van 8 november een vraag aan wethouder Potters over de arbitragezaak tussen de Zuiderbosschool en de gemeente. De passage waarover het ging las hij voor uit de raadsinformatiebrief.
Daarin werd aangegeven:
Juridisch gezien is het een geschil tussen de school als bouwheer en de aannemer. Maar wettelijk gezien heeft de gemeente een verantwoordelijkheid voor adequate voorzieningen in de onderwijshuishuisvesting en raakt dit geschil uiteindelijk ook de gemeente. De school kiest alleen voor arbitrage mits zij zich gesteund weet door gemeente voor de financiële consequenties.
Als raad, aldus Van Woesik, hebben we ingestemd om in feite die cheque af te geven dat de bouw door kan gaan. Als fractie GB hebben we toen technische vragen gesteld. 2 van de 10 vragen zijn toen beantwoord en nu blijkt die cheque een bedrag te zijn van 1,4 miljoen. Geadviseerd werd toen de 2 vragen in de rondvraag te stellen.
Deze vragen zijn “Wat is de rol van het college geweest en welke acties heeft de wethouder ondernomen om het geschil bij te leggen of in ieder geval niet juridisch te laten verharden en wist de wethouder dat het ging om een bedrag van 1,4 miljoen euro?”
In de beantwoording gaf wethouder Potters de motivatie van het college, hoe het beste daarmee omgegaan kon worden zonder dat het bouwprogramma vertraging zou oplopen. Guus van Woesik vond dat zijn vragen nog steeds niet beantwoord waren en vroeg expliciet aan de wethouder of die wist bij het uitgaan van de RIB of bekend was dat het om een bedrag ging van 1,4 miljoen. Verantwoordelijk wethouder Potters gaf aan dat er nooit een bedrag was genoemd en verweet GB dat die blijkbaar de uitslag van de arbitrage raad al kende zonder dat er een uitspraak was gedaan. In de vervolgdiscussie ging het van kwaad tot erger, waarbij de wethouder vond dat hij door GB beticht werd van het zijn van een leugenaar en hij dat heel naar vond. Verder in de discussie noemde de wethouder opeens het bedrag van 1,4 miljoen en dat dit in de RIB was aangegeven. Door GB werd dit tegengesproken omdat er in de RIB nooit een bedrag was genoemd. In het bijna lijkende interpellatiedebat besloot GB uiteindelijk met een motie vreemd aan de orde van de dag te komen bij de eerstvolgende raadsvergadering en/of een interpellatiedebat aan te vragen. De wethouder gaf tenslotte nogmaals aan dat het GB vrij stond wederom technische vragen te stellen. Guus van Woesik vond dat dit allemaal omzeild had kunnen worden door zijn gestelde vragen alleen maar met ja of nee te beantwoorden.